In haar Werkprogramma 2024 kondigde de Europese Commissie aan werk te maken van een veerkrachtig waterbeleid. Met dit initiatief wil de Commissie de toegang tot water garanderen voor burgers, de natuur en de economie, en tegelijkertijd catastrofale overstromingen en watertekorten aanpakken. Daarnaast zal dit initiatief identificeren en beoordelen hoe klimaatrisico’s op alle EU-beleidsterreinen het best beheerd kunnen worden. De Commissie stelt het initiatief voor in maart 2024.

Waterveerkracht komt bij de EU hoog in het vaandel te staan. Wat zijn de nieuwste inzichten over watersystemen en hoe kunnen we bouwen aan een Europees  veerkrachtig waterbeleid? De Waterconferentie in Leuven op 12 maart 2024 zal waardevolle perspectieven bieden op deze vragen. Het staat buiten kijf: onder het Belgische voorzitterschap wordt water alvast een topprioriteit. Hoe kijkt Vlakwa ertegen aan? VLEVA ging in gesprek met strategisch coördinator Dirk Halet.

Nieuw EU-initiatief voor veerkrachtig waterbeleid

 

Wat verwacht Vlakwa van het nieuwe EU-initiatief rond een veerkrachtig waterbeleid?

We verwachten dat de Commissie een veerkrachtig watersysteem schetst via een helder en inspirerend toekomstbeeld. Relevante vragen daarbij zijn: hoe ziet een veerkrachtig watersysteem eruit in 2050? Wat zijn de belangrijkste kenmerken? Vlaanderen legt dat toekomstbeeld neer in de vorm van Oona. Dat is de naam van een dynamische leeragenda water van en voor bedrijven. De gedeelde agenda zet de neuzen in dezelfde richting om gefocust te werken aan innovatieve oplossingen.

Wanneer we zo’n toekomstbeeld uittekenen, moeten we rekening houden met de inzichten uit het zesde evaluatierapport van het IPPC. Dit rapport toont het belang van ecosysteemherstel aan, gezien de positieve impact daarvan op zowel klimaatadaptatie als -mitigatie.

Daarnaast is het zinvol om een ‘water-resilience-first principle’ te introduceren, naar analogie met het energiebeleid en het ‘energy-efficiency-first principle’ (Directive (EU) 2023/1791). Vertalen we dat naar water, dan spreken we over een overkoepelend principe dat alle sectoren in rekening moeten nemen, inclusief de financiële sector, en niet alleen door het watersysteem.

Bij de opmaak van de Europese Industriestrategie blijkt dat op heden alvast relevant. Europa wil de industriële en strategische autonomie versterken door onder andere te investeren in strategische sectoren zoals waterstof, data en halfgeleiders. Een van de belangrijkste hulpbronnen in deze waardeketens is water! Zo verbruikt elke kilogram waterstof 9 kilogram gedemineraliseerd water en een datacenter van 1 MW verbruikt 25,5 miljoen liter water per jaar. Maar houden die strategische plannen voldoende rekening met het watervraagstuk? Zeker wanneer je de voorspelling in acht neemt dat er tegen 2030 een kloof zal zijn van 56% tussen de watervoorziening en de watervraag. Diezelfde vraag kunnen we ook stellen voor de uitwerking van de Energy Efficiency Building Directive: zullen we de renovatiegolf ook benutten om een antwoord te formuleren op het watervraagstuk?

Waaraan ontbreekt het in het huidige Europese waterbeleid?

Systeemaanpak voor lozingen

De laatste jaren zien we dat het verdelingsvraagstuk steeds meer onder druk komt te staan: wie mag hoeveel en wanneer lozen? Wie mag wanneer hoeveel water onttrekken? Het woord ‘wanneer’ speelt hierbij een cruciale rol. Klimaatveranderingen maken het weer steeds grilliger en onvoorspelbaarder. Het is dus essentieel dat we vergunningen, prijszetting en subsidies een temporele dimensie geven. Alleen dan kunnen we activiteiten dynamisch aanpassen aan actuele situaties op het terrein. Denk daarbij aan grondwateronttrekkingen, waterhergebruik of de inzet van regenwater die kunnen variëren in functie van het tijdstip op het jaar.

Specifiek voor het waterkwaliteitsverhaal is het zinvol om te kijken of we kunnen evolueren naar een meer systemische en effect-gebaseerde aanpak. Dat kan door ons af te vragen hoe een individuele lozing in verhouding staat tot andere lozingen op een waterlichaam, of zelfs tot geplande lozingen. Ook de manier waarop we de beschikbare milieugebruiksruimte tussen verschillende lozers verdelen en de kosten voor de sanering verlangen een meer systemische reflectie.

Internationale handel en landgebruik

Wanneer we de scope verbreden, wordt het uitdagender. De welvaart in Europa is ook afhankelijk van de beschikbaarheid en kwaliteit van waterbronnen in landen buiten Europa. Het handelsbeleid moet duurzamer watergebruik stimuleren door waterbesparingsnormen op te nemen in handelsovereenkomsten.

Bovendien zien we dat landgebruik in een bepaalde regio een impact heeft op de neerslagpatronen in andere regio’s. Regio’s blijken dus sterker met elkaar verbonden via de watercyclus dan gedacht, en dus niet alleen via rivieren en het grondwater, maar ook via atmosferische vochtstromen. Tot op heden regelt geen institutioneel kader die afhankelijkheid. Moeten we dan niet de scope van een stroomgebiedbeheersaanpak verbreden?

De Commissie Milieu van het Europees Comité van de Regio's houdt op woensdag 21 februari in Brussel een live stakeholderbevraging over veerkrachtig water. Inschrijven is nog mogelijk.

Tot slot: wat verwacht Vlakwa van de Waterconferentie en wat kunnen we in Vlaanderen leren van andere Europese voorbeelden?

De Waterconferentie biedt een unieke gelegenheid om water prominent op de politieke agenda te plaatsen. Bovendien kunnen we zo de Vlaamse kennis en kunde rond de wateruitdagingen in de kijker zetten en tegelijk gezamenlijk leren van ervaringen elders in Europa. Last but not least kunnen we verder verfijnen wat ons te doen staat, en zo een gedeelde routekaart uitstippelen richting waterveerkracht.

 

Dit artikel is afgeleid van het interview van VLEVA met Dirk Halet, dat verscheen op 16 januari 2024.